basket bal en veld
De originele basket was een rieten perzikmand, die bevestigd was aan de achterwand van een gymzaal. Het type korf en de positie ervan waren echter onpraktisch en in 1897 werd het backboard geïntroduceerd. In 1914 werd de bodem uit de mand verwijderd, zodat de bal na een score door de mand heen kon vallen en niet na elke score de bal uit de mand gehaald hoefde te worden. In 1921 werd de basket 60 cm van de muur geplaatst, om te voorkomen dat de muur als hulpmiddel gebruikt werd, in 1940 werd de basket nog eens 60 cm verder in het speelveld geplaatst, dit om meer beweging onder de basket mogelijk te maken. De originele bal had een omtrek van 81 cm, in 1931 werd dit 79 cm en in 1935 mat een basketbal tussen de 74,9 en 76,8 cm. De omtrek van het backboard is 1,80 bij 1,05 m het zwarte/rode/oranje of groene vierkant zit precies in het midden van het board deze is 0,59 bij 0,45 m.
wissels en time-outs
De originele regelgeving van Naismith vermeldde niet het aantal spelers dat op het speelveld werd toegestaan. In 1900 werd een aantal van vijf spelers standaard, waarbij een speler steeds gewisseld mocht worden, behalve als hij 5 fouten maakte. Vanaf 1921 mocht een speler tweemaal gewisseld worden en in 1934 driemaal. In 1945 verdween de limiet op het aantal keer dat een speler gewisseld mocht worden. Coachen gedurende een wedstrijd was verboden, maar werd in 1949 gedurende time-outs toegestaan. Initieel werd een speler na twee fouten van het spel uitgesloten, in 1911 en 1945 veranderde dit in respectievelijk vier en vijf fouten. In de FIBA wordt een speler na vijf fouten uitgesloten, in de NBA na zes fouten.
overtredingen
Dribbelen, het al lopend de bal op de grond doen stuiteren, hoorde niet tot het originele basketbal en werd pas in 1901 geïntroduceerd. Destijds mocht een speler de bal slechts een keer stuiten en mocht bovendien niet schieten nadat hij dit gedaan had. In 1909 mocht een speler de bal, in stilstand, meer dan eens stuiten en bovendien een doelpoging ondernemen nadat hij dit gedaan had. Lopen met de bal wordt sinds 1900 niet meer als een fout, maar als een overtreding aangemerkt, wat inhoudt dat als straf het balbezit naar de tegenstander gaat. De bal met de vuist slaan werd ook een overtreding. Vanaf 1930 werd het spel stilgelegd en hervat met een sprongbal, wanneer een verdedigde speler in balbezit, de bal meer dan vijf seconden aan het spel onttrok. Sindsdien geldt dit als een overtreding. Goaltending werd een overtreding in 1946 en aanvallend goaltending in 1958. Goaltending is het tegenhouden of aanraken van de bal nadat deze na een schotpoging een dalende lijn heeft ingezet. De vrije worp werd al snel na de uitvinding van basketbal geïntroduceerd. In 1895 werd de vrijeworplijn op 4,6 meter afstand van de basket vastgesteld, deze had zich tot dat moment op 6,1 meter van de basket bevonden. Vanaf 1924 moeten spelers tegen wie een fout wordt begaan zelf hun vrije worpen nemen. In 1998 introduceerde de NBA een boog met een diameter van 1,22 meter rond de basket, waarbinnen aanvallende fouten niet werden toegekend. Dit om te voorkomen dat verdedigende spelers onder de basket afwachten totdat een aanvallende fout tegen hen wordt begaan.